Het maken van Zweedse voddenkleden, ook wel “trasmattor” genoemd, is een ambacht dat diep geworteld is in de Zweedse volkscultuur. Deze kleden worden traditioneel geweven van gerecyclede stoffen, zoals oude kleding of huishoudtextiel, die in stroken worden gesneden en als weefgaren dienen. Het hergebruik van materialen maakte deze kleden niet alleen duurzaam, maar ook uniek, omdat elke mat een eigen kleur- en patrooncombinatie heeft, afhankelijk van de beschikbare stoffen.
Het proces begint met het voorbereiden van de stofstroken, die gelijkmatig worden gesneden en soms aan elkaar worden geknoopt om langere garens te vormen. Vervolgens worden de stroken met de hand op een eenvoudig weefgetouw geweven. Vaak wordt er gebruik gemaakt van linnen of katoenen draden als schering (de verticale draden van het weefsel), terwijl de kleurrijke stofstroken als inslag (de horizontale draden) worden gebruikt.
De patronen kunnen variΓ«ren van eenvoudige strepen tot complexere ontwerpen, afhankelijk van de ervaring van de wever. Vaak was het een activiteit die door vrouwen in huishoudens werd uitgevoerd, waarbij kennis van generatie op generatie werd doorgegeven. Door het ambacht krijgen voddenkleden een persoonlijke en vaak nostalgische waarde, en weerspiegelen ze de creatieve en praktische geest van de Zweedse cultuur.